Contact|

10e Jaarcongres Leve Het Jonge Kind


5 NOV 2024 | Spant!, Bussum

(wetenschappelijke) achtergronden en een analyse 

Het gaat nog altijd niet goed met de relatie tussen het onderwijs en de kinderopvang. Het is zeer de vraag of we wat dat betreft in de afgelopen acht jaar veel opgeschoten zijn. Laten we er geen doekjes om winden: de beide sectoren bestrijden elkaar als het gaat om de vraag hoe er in ons land met het jonge kind moet worden omgegaan. In 2010 deed het onderwijs zelfs een poging om een deel van de kinderopvang in te lijven. Het advies van de Onderwijsraad onder de titel Naar een nieuwe kleuterperiode in de nieuwe basisschool had namelijk geen betrekking op die periode van vier tot zes maar ging over de driejarigen. Het terrein van de kinderopvang. Eerder dat jaar had de Taskforce Kinderopvang/Onderwijs, die de bedoeling had de krachten van beide groepen te bundelen, haar rapport Dutch Design gepresenteerd. De Taskforce werd aangestuurd door topmensen van maatschappelijke organisaties en er werd gelijkwaardige inbreng vanuit onderwijs en kinderopvang beleden. Maar in de contouren van de samenhangende visie op een voorziening voor kinderen tussen 0 en 12 jaar was het ook hier het onderwijs dat domineerde. In het rapport lag veel nadruk op doorgaande lijnen, eenduidige pedagogische contexten en de kenniseconomie. Ook werd de druk op het jonge kind danig opgevoerd. Van de plannen en de Taskforce is sindsdien weinig meer vernomen.
Nu, acht jaar later, heeft een nieuwe Taskforce een nieuw rapport gepubliceerd. Opnieuw bestaat de Taskforce uit bestuurders. De eerste zin uit het voorwoord van het rapport spreekt boekdelen: ´De samenwerking tussen kinderopvang en primair onderwijs - of liever het tekort daaraan - staat hoog op de agenda van alle politieke partijen.´ En de eerste zin van de inleiding: ´Over de noodzaak van samenwerking tussen kinderopvanginstanties en primair onderwijs wordt in Nederland al vijftien jaar gepraat. Het is nu hoog tijd om de gedachtewisseling hierover in daden om te zetten en door te pakken.’ Die zinsnede heeft men dan ook meteen maar tot titel van het rapport verheven. ‘Tijd om door te pakken in de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang’ is een echt alle-neuzen-de-zelfde-kant-op-stuk geworden, maar het probleem is dat de neuzen helemaal niet dezelfde kant op staan. 

Het eerste advies van de Taskforce luidt: ‘Ontwerp een doorlopend pedagogisch curriculum van nul tot en met twaalf’. De educatieve kwaliteit van de voorschoolse voorzieningen is nu laag tot gemiddeld. Die kwaliteit wordt volgens de aangehaalde onderzoekers bepaald door de hoeveelheid en kwaliteit van de interacties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen. Het voorgestelde curriculum, van nul tot en met twaalf, moet de kwaliteit van de voorschoolse voorzieningen op niveau brengen. Maar eerder dit jaar is nu juist het ‘Pedagogisch curriculum voor het jonge kind in de kinderopvang’, ontwikkeld onder regie van het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK), verschenen. En daarin is nadrukkelijk die periode van nul tot zes als aparte periode gekozen. In de afgelopen jaren is er onder deskundigen een sterk groeiende consensus over het feit dat het jonge kind nog geen schoolkind is, omdat het jonge kind anders in de wereld staat en anders leert. (Zie de interviewbundel ‘Opstap naar 2024´.)

Ruben Fukkink, hoogleraar kinderopvang, die de eindredactie over het Pedagogisch curriculum voor het jonge kind in de kinderopvang voerde, zegt  in reactie op het rapport van de taskforce het volgende: ´Dit curriculum biedt dus een gezond tegenwicht aan het curriculum van de basisschool, dat enorm drukt op de groepen nul, 1 en 2.’ (…) ‘In 1985 werden de kleuterklassen onderdeel van de basisschool. Toen is in ons land een deel van het jonge kind verloren gegaan. Ruim 30 jaar later hebben we nu een kans die ruimte terug te veroveren. (Kindcentrum BBMP,  3,17).  

Het congres Leve het jonge kind wijden wij geheel aan kwaliteit in de omgang met het jonge kind.